Grameer - Historie

Grameer is de liefkozende benaming voor een tweetal luidklokken (aangeduid als Grameer I en II) in de Sint Servaasbasiliek te Maastricht. De oude Grameer uit 1515 (Grameer I), oorspronkelijk Sint Servaasklok genoemd, hing tot 1983 in de middentoren in het westwerk, waarna ze verhuisde naar de pandhof van de kerk. Sinds 1983 hangt de nieuwe Grameer, Grameer II in de zuidwestelijke toren. De klok behoort tot de oudste en zwaardere klokken in Nederland (zie zwaarste klokken in Nederland). Het woord Grameer is Maastrichts dialect en afgeleid van het Franse woord grandmère, dat grootmoeder betekent.

Grameer I in de pandhof
Grameer I in de pandhof

Oorspronkelijk diende de grote klok van de Sint Servaaskerk als noodklok om bij naderend onheil burgers en boeren in de wijde omtrek te waarschuwen, zodat deze zich binnen de veilige omwalling van de stad konden begeven. Op de onderstaande tekening van Philippe van Gulpen uit de 19e eeuw zie je hoe Maastricht er in die tijd moet hebben uitgezien, met op de achtergrond de Sint Servaaskerk. In deze afbeelding wordt duidelijk dat ten tijde van nood, de in de omgeving aanwezige burgers en boeren zich richting de veilige omwalling moesten begeven. De omvang van de Sint Servaasklok en dus de geluidsopbrengst had dus als doel iedereen in de omgeving te kunnen waarschuwen. De Sint Servaasklok (tegenwoordig: oude Grameer of Grameer I) heeft mogelijk voorgangers gehad, waarover weinig tot niets bekend is.

Ingekleurde tekening van Philippe van Gulpen met een zicht op de stad <br> Maastricht vanuit het zuidwesten. Rechts op de voorgrond de Tongerseweg. <br> Collectie Van der Noordaa in het RHCL, Maastricht, CVDN 349
Ingekleurde tekening van Philippe van Gulpen met een zicht op de stad
Maastricht vanuit het zuidwesten. Rechts op de voorgrond de Tongerseweg.
Collectie Van der Noordaa in het RHCL, Maastricht, CVDN 349

Grameer I werd gegoten op 21 juni 1515 door de klokkengieters Willem en Jaspar Moer (of Moors) uit 's-Hertogenbosch. Volgens het opschrift werd de klok genoemd naar Sint Servaas, de patroonheilige van de kerk. Over eventuele voorgangers van deze klok is niets bekend; wel dat het kapittel van Sint Servaas in de vijftiende eeuw al een klokkenluider (campanator of clocker) in dienst had. Tijdens het bewind van proost Engelbert van Heemstede (ca 1510-1539) beleefde de Sint-Servaaskerk (en de stad Maastricht) een bescheiden culturele opleving. Bouwmeesters, beeldsnijders, geelgieters en andere kunstenaars kregen van het Sint Servaaskapittel opdrachten ter verfraaiing van de kerk. In deze sfeer kwam ook de nieuwe Sint Servaasklok tot stand. In 1916 werd bij opgravingen in de pandhof de gietmantel van de toen 400 jaar oude klok ontdekt.

Ontgraven gietmandel 'Grameer' I in de pandhof (1916)
Ontgraven gietmandel 'Grameer' I in de pandhof (1916)

In de zeventiende eeuw telde de Sint Servaaskerk tien luidklokken. In een reglement uit die tijd werd bepaald dat er iedere nacht in de klokkentoren gewaakt moest worden. Bij naderend onweer moest de kleinste klok geluid worden, bij brand de brandklok, waarbij tevens op een hoorn werd geblazen. De avondklok werd dagelijks een kwartier geluid, tot negen uur. Het luiden van de grote klok gebeurde in de Keizerzaal, die bekendstond als "klokkenluiderszaal". Om de klok te luiden waren tien tot vijftien klokkenluiders nodig. Op een tekening van de Keizerzaal van Philippus Wilhelmus Jacobus van Gulpen (Maastricht, 18 mei 1792 – 12 juli 1862) uit het midden van de negentiende eeuw is te zien hoe het klokkentouw van Grameer zich splitst in vijftien uiteinden. In 1850 bleek dat de grote klok door verkeerd luiden gebarsten was, waardoor de sonore klank was verdwenen. Een poging om deze barst te repareren leidde niet tot een bevredigend resultaat.

 

Reproductie tekening Philippe van Gulpen: <br>Klokkentouw in de Keizerzaal (midden 19e eeuw)
Reproductie tekening Philippe van Gulpen:
Klokkentouw in de Keizerzaal (midden 19e eeuw)

Zowel tijdens de Franse annexatie (1794-1814) als tijdens de Duitse bezetting (1940-1944) bleef Grameer (en de beiaard) gespaard van omsmelting ten behoeve van de oorlogsindustrie (zie Grameer in WO II), vanwege de hoge cultuurhistorische waarde. De klok werd kort voor de Tweede Wereldoorlog uit veiligheidsoverwegingen wel uit de klokkenstoel neergelaten en op een betonnen vloertje geplaatst, maar in 1946 weer opgehangen. Bij de brand van 1955 in de middentoren bleef Grameer ongedeerd, maar het hoger hangende carillon stortte met de torenspits naar beneden en was daarna onbruikbaar. Het brons werd in 1975 hergebruikt voor een nieuw klokkenspel.

In 1959 werd het klokkenluidersgilde Sint Monulphus en Sint Gondulophus opgericht, waarvan de leden het exclusieve recht hebben om Grameer te luiden (zie het ontstaan van het klokkenluidersgilde). Het luiden van de klok werd voorheen gedaan door een aantal werklui die elke keer moesten worden ingehuurd. Omdat deken mgr. P.J.M. Jenneskens dit te duur vond, werd besloten een eigen klokkenluidersgilde op te richten, genoemd naar de heilige bisschoppen van Maastricht, Monulphus en Gondulophus.

Scroll naar boven